Voetplaat - trek T-stub

Uit het boek: BCSA/CSI Connections Group. Verbindingen in de Staalconstructies: Moment-capaciteit Verbindingen volgens Eurocode 3

 

STAP 3           VOETPLAAT – TREK T-STUB

ALGEMEEN

Het ontwerp van het trek T-stub is gelijk aan dat van een ligger-kolomverbinding met die uitzondering dat de “kolomzijde” niet kan worden gecontroleerd (in plaats hiervan wordt de verankering van de bouten gecontroleerd).

Het vloeipatroon model in BS EN1993-1-8 wordt alleen uitgevoerd voor twee bouten en elke rij. De definitie voor equivalente lengte van het vloeipatroon en de trekcapaciteit moet worden gemodificeerd wanneer er zich meer dan twee bouten  bevinden op de breedte van de voetplaat.

De richtlijn hieronder heeft alleen betrekking op een enkele rij bouten buiten de trekflens. Indien er additionele  bouten zich bevinden tussen de flensen, kunnen deze worden meegenomen volgens Hoofdstuk 2 voor kopplaatverbinding.

De capaciteit van het trek T-stub is de kleinste waarde van de capaciteit van de volgende componenten:

  • De capaciteit van de voetplaat met buiging
  • De capaciteit van de plaatsvastheid van de bouten
  • De capaciteit van de kolom flens en lijf onder trek

 

Capaciteit van de voetplaat onder buiging

Het ontwerp van de procedure is hoofdzakelijk hetzelfde als STAP 1A voor niet verstijfde extensies van geboute kopplaten behalve als wordt aangenomen dat er geen pons optreedt en er een enkele formule voor de  capaciteit  optreedt inplaats van afzonderlijke formules in de Fases 1 en 2.

Het ontwerp capaciteit onder buiging  wordt weergegeven in:

Ontwerp capaciteit onder buiging

waarin:

Mpl,1,Rd

leff,1  is de effectieve lengte van het equivalente T-stub

tpl      is de dikte van de voetplaat

fy       is de vloeisterkte van de voetplaat

mx     is de afstand vanaf de middellijn van de bout naar de vollas naar de kolom flens (gemeten vanaf de afstand in in de vollas gelijk aan 20% van de afmeting)

De effectieve lengte van het vloeipatroon wordt bepaald in tabel  5.3. Indien de hoekbouten zich bevinden buiten de flenstips van de kolom dient de ontwerper te controleren of de T-stub patronen afgebeeld in de Tabel nog steeds  van toepassing zijn.

Capaciteit van bouten onder trek

Als er sprake is van een enkele rij bouten, dan wordt de ontwerp capaciteit weergeven met:

Ft,pl,Rd

Waarin:

n       is het aantal bouten

Ft,Rd is de ontworpen trek capaciteit van een enkele bout

Indien zich er een tweede rij bouten bevindt in de flens onder trekspanning dient de capaciteit van deze bouten  zich te beperken door een drievoudige verdeling vanaf het centrum  van de rotatie. Zoals voor bouten in kopplaat  verbindingen wanneer de buitenste rij onder  trekspannings capaciteit  is bepaald  door Fase 3 bezwijken (zie STAP 1c Hoofdstuk 2.5).

 

STAP 3           VOETPLAAT – TREK T-STUB
Tabel 5.3 Effectieve lengtes voor voetplaat T-stubs
Enkele boutrij van n-bouten Enkele boutrij van n-bouten
Niet-cirkelvormige patronen
Vloeilijn

Enkele lijn

Enkele lijn
Individuele eindvloei

Individuele eindvloei

Individuele eindvloei
Hoekvloei van de buitenste bouten, individuele vloei ertussen

Hoekvloei van de buitenste bouten, individuele vloei ertussen

Hoekvloei van de buitenste bouten, individuele vloei ertussen
Gegroepeerde eindvloei

Gegroepeerde eindvloei

Gegroepeerde eindvloei
Cirkelvormige patronen
Individuele cirkelvormige vloei

Individuele cirkelvormige vloei

Individuele cirkelvormige vloei
Individuele eindvloei

Individuele eindvloei

Individuele eindvloei
Gegroepeerde cirkelvormige vloei worden hier niet afgebeeld als individuele vloei omdat ze een lagere Leff hebben in alle voorkomende situaties Gegroepeerde cirkelvormige vloei
n is het aantal bouten (4 bouten worden getoond i.v.m. illustratieve doeleinden